In de serie ‘Gendersensitiviteit’ kijken we naar verschillen tussen en binnen genders, in biologie, pathologie, gedrag en maatschappelijke context. Steeds meer onderzoeken tonen aan dat zorg beter wordt wanneer we gendereigenschappen meenemen in diagnostiek en behandeling. Het NTVG wil die bewustwording voeden.
Volgens de richtlijn krijgen vrouwen met hypertensie dezelfde behandeling als mannen. Maar gaat dat ook zo in de praktijk? Reageren vrouwen wel hetzelfde op bloeddrukverlagende therapie? Een onderzoek met gegevens uit de huisartsenpraktijk.
Samenvatting
Doel
Nagaan of er verschillen zijn tussen vrouwen en mannen wat betreft medicamenteuze behandeling van hypertensie in de huisartspraktijk.
Opzet
Cross-sectioneel onderzoek.
Methode
Patiënten met hypertensie die medicamenteus werden behandeld konden deelnemen aan het onderzoek. Uit de database van het Julius Huisartsen Netwerk werden 14.384 patiënten met hypertensie geselecteerd zonder hart- en vaatziekte of diabetes mellitus. We vergeleken het aantal en type voorgeschreven bloeddrukverlagers en de gemeten bloeddrukwaarde tussen mannen en vrouwen.
Resultaten
Vergeleken met mannen (n = 5788) kregen vrouwen (n= 8596) gemiddeld evenveel bloeddrukverlagende middelen voorgeschreven, namelijk 1,8 per dag. Vrouwen kregen lagere doseringen, vaker bètablokkers (35% vs. 26%; p < 0,001) en diuretica (54% vs. 51%; p < 0,001), maar minder vaak ACE-remmers (35% vs. 46%; p < 0,001) en calciumantagonisten (29% vs. 36%; p < 0,001) voorgeschreven. De bloeddruk was bij vrouwen vaker op streefwaarde dan bij mannen: 50% versus 46% (p < 0,001).
Conclusie
Hoewel de richtlijn geen onderscheid maakt tussen mannen en vrouwen bestaan er wel degelijk genderverschillen in de behandeling van hypertensie. Zo verschilt het type en de dosering van voorgeschreven bloeddrukverlagers en de mate waarin de streefbloeddrukwaarde wordt bereikt.
Reacties